Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen zeide Saul: [36]Gezegend zijt gijlieden den HEERE, [37]dat gij u over mij ontfermd hebt! 36. Aldus misbruikt Saull den heiligen naam Gods, om hen tot een lelijke verraderij aan te porren. 37. Kwanswijs of hij zeggen wilde: Gij zijt degenen, die mij verlost uit de hand Davids, die mijn verderf zoekt.